Ons geloven

God heeft de hemel en de aarde uit niets geschapen. Direct na de schepping was er volmaakte harmonie en de geschapen mens (Adam en Eva) leefde heilig met God. Toen kwam de zondeval, het overtreden van Gods gebod, en sindsdien is er zonde, moeite en verdriet in het leven gekomen. De straf op de zonde is dat mensen moeten sterven en in een geestelijke doodstaat (verloren voor God) leven. Toch blijft de eis van Gods gebod geldig voor alle tijden en voor iedereen.

Maar God heeft in de eeuwigheid, al voordat de aarde werd geschapen, besloten dat in plaats van een werkverbond (door Gods geboden te houden zalig worden) er een genadeverbond wordt opgericht. God heeft door de diepte van de zondeval heen besloten om zondaren genade te schenken. In Zijn onbegrijpelijke liefde heeft Hij Zijn Zoon, De Heere Jezus Christus, gegeven. In die liefde van God ligt de vastheid van het genadeverbond.

Door het werk van de Heilige Geest worden zondaren tot echte gelovigen gemaakt. In mensen (jong en oud) die genade geschonken krijgen, wordt dan een nieuw leven gewerkt dat begeert weer tot eer van God te gaan leven en de zonden, zo het mogelijk ware, weg te doen. De Heilige Geest gebruikt daarvoor Gods Woord (de Bijbel) en de prediking uit Gods Woord. Echte gelovigen ontdekken daardoor hoe zondig hun bestaan is. Maar de Heilige Geest laat ook zien wie Christus is voor de Kerk en ook voor hen persoonlijk. Christus heeft als Borg de straf op de zonde gedragen om zo Gods toorn over de zonde te dragen. Daardoor kunnen Gods kinderen genade ontvangen, en eenmaal mogen zij weer in volmaakte harmonie met God leven in de hemel.