Natuur en genade

4 maart 2021

Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan.
Ruth 1:16

In deze twee Moabitische vrouwen, Ruth en Orpa, zien wij het onderscheid tussen natuur en genade.
In Orpa zien wij duidelijk een vriendelijk en hartelijk karakter doorstralen. Zij was tien jaren lang een zeer lieve en liefhebbende vrouw geweest voor haar nu overleden man. Zij was voor haar schoonmoeder Naomi een liefhebbende dochter geweest: ‘De HEERE doe bij u weldadigheid, gelijk als gij gedaan hebt bij de doden, en bij mij.’

Ook Ruth vertoont een aanvallige, vriendelijke geaardheid; maar bij haar was ook het hart door de Geest van God getroffen. Naomi was niet alleen haar schoonmoeder geweest, maar zij was ook de moeder van haar ziel geworden. Zij had haar onderwezen in de weg der zaligheid door het bloed van het Lam; en toen de dag van de beproeving aanbrak, en zij scheiden moest óf van haar volk en haar goden, óf van haar geestelijke moeder, toen voelde Ruth zich vast aan Naomi verbonden. Toen dus Naomi tot haar zei: ‘Zie, uw zwagerin is wedergekeerd tot haar volk en tot haar goden; keer gij ook weder uw zwagerin na,’ antwoordde Ruth: ‘Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’ Is dat ook uw keus geworden?

Toen Orpa terugkeerde van Naomi en Ruth, dacht zij er wellicht niet aan dat zij hun voor altijd verliet. Mogelijk had ze met Ruth van kinds af aan samen geleefd. Zij hadden samen gespeeld, zij hadden voor de deur van dezelfde hut gezeten, zij hadden gewandeld over dezelfde heuvels van Moab, en nu waren ze voor eeuwig gescheiden!

Zo is het ook onder ons. Zonder twijfel zijn er ook onder ons mensen, die op weg zijn om eeuwig van ons te worden gescheiden. Hoe vreemd, hoe onnatuurlijk dat twee bomen naast elkaar zouden groeien, de een om in het paradijs te bloeien, de ander om een vuurbrand te zijn.

Lieve vrienden, ziet u niet dat sommigen van wie u heel veel houdt, in waarheid bekeerd en behouden zijn? Ziet u niet dat zij een vrede hebben, die alle verstand te boven gaat, terwijl u nog beladen bent met schulden? Zij worden steeds heiliger, steeds meer liefhebbers van het gebed, zij wandelen steeds meer in ootmoed, zij worden rijp voor de heerlijkheid.

Wanneer de zonde hand over hand toeneemt, wanneer we steeds onheiliger worden, dan maken we ons ook rijp, maar dan voor de hel! En die scheiding zal eeuwig zijn!
Zijn we door genade een Ruth, dan zult u ingaan in de heerlijkheid; bent u een Orpa, dan zult u bij de dood voor eeuwig gescheiden worden!

Ds. Robert Murray MacCheyne (1813 – 1843) predikant te Schotland.

Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan.
Ruth 1:16

In deze twee Moabitische vrouwen, Ruth en Orpa, zien wij het onderscheid tussen natuur en genade.
In Orpa zien wij duidelijk een vriendelijk en hartelijk karakter doorstralen. Zij was tien jaren lang een zeer lieve en liefhebbende vrouw geweest voor haar nu overleden man. Zij was voor haar schoonmoeder Naomi een liefhebbende dochter geweest: ‘De HEERE doe bij u weldadigheid, gelijk als gij gedaan hebt bij de doden, en bij mij.’

Ook Ruth vertoont een aanvallige, vriendelijke geaardheid; maar bij haar was ook het hart door de Geest van God getroffen. Naomi was niet alleen haar schoonmoeder geweest, maar zij was ook de moeder van haar ziel geworden. Zij had haar onderwezen in de weg der zaligheid door het bloed van het Lam; en toen de dag van de beproeving aanbrak, en zij scheiden moest óf van haar volk en haar goden, óf van haar geestelijke moeder, toen voelde Ruth zich vast aan Naomi verbonden. Toen dus Naomi tot haar zei: ‘Zie, uw zwagerin is wedergekeerd tot haar volk en tot haar goden; keer gij ook weder uw zwagerin na,’ antwoordde Ruth: ‘Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.’ Is dat ook uw keus geworden?

Toen Orpa terugkeerde van Naomi en Ruth, dacht zij er wellicht niet aan dat zij hun voor altijd verliet. Mogelijk had ze met Ruth van kinds af aan samen geleefd. Zij hadden samen gespeeld, zij hadden voor de deur van dezelfde hut gezeten, zij hadden gewandeld over dezelfde heuvels van Moab, en nu waren ze voor eeuwig gescheiden!

Zo is het ook onder ons. Zonder twijfel zijn er ook onder ons mensen, die op weg zijn om eeuwig van ons te worden gescheiden. Hoe vreemd, hoe onnatuurlijk dat twee bomen naast elkaar zouden groeien, de een om in het paradijs te bloeien, de ander om een vuurbrand te zijn.

Lieve vrienden, ziet u niet dat sommigen van wie u heel veel houdt, in waarheid bekeerd en behouden zijn? Ziet u niet dat zij een vrede hebben, die alle verstand te boven gaat, terwijl u nog beladen bent met schulden? Zij worden steeds heiliger, steeds meer liefhebbers van het gebed, zij wandelen steeds meer in ootmoed, zij worden rijp voor de heerlijkheid.

Wanneer de zonde hand over hand toeneemt, wanneer we steeds onheiliger worden, dan maken we ons ook rijp, maar dan voor de hel! En die scheiding zal eeuwig zijn!
Zijn we door genade een Ruth, dan zult u ingaan in de heerlijkheid; bent u een Orpa, dan zult u bij de dood voor eeuwig gescheiden worden!

Ds. Robert Murray MacCheyne (1813 – 1843) predikant te Schotland.

Inloggen voor leden

Nog geen account? (alleen voor gemeenteleden)