Kiezen

4 maart 2021

In Jozua 24:15 staat: ‘Kiest u heden, wie gij dienen zult,’ enz. In Ps. 119:30 lezen we: ‘Ik heb verkoren de weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.’ Vergelijk ook vers 173: ‘Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.’ In Jes. 56:4 wordt over de gesnedenen gesproken, die datgene verkoren waarin God lust heeft.

(…) Wat het kiezen betreft: hoewel de mens dood is in zonden en misdaden, handelt God niet met hem alsof hij een blok is, maar Hij behandelt hem als een redelijk schepsel door hem de keus te geven met betrekking tot de zaken die betrekking hebben op zijn eeuwige zaligheid en door hem door zijn onweerstaanbare genade bekwaam te maken om de juiste keus te doen. Zie Deut.30:19: ‘Ik neem heden tegen u lieden tot getuige de hemel en de aarde; het leven en de dood heb Ik u voorgesteld, de zegen en de vloek! Kiest dan het leven, opdat gij leeft en uw zaad.’ Zie ook Ps. 110:2,3: ‘De Heere zal de scepter uwer sterkte uit Sion zenden, zeggende: Heers in het midden uwer vijanden; Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht.’ Dit betekent dat dit kiezen van de ziel door Gods voorkomende genade zal bestaan: In een rustig neerzitten, zich in stille eenzaamheid afzonderend van alles wat in de wereld is en zich stellend onder het alziend oog van God om twee grote zaken te overwegen.

a. De mens overweegt in zijn ziel, wat de zonde is en wat de bezoldiging (loon) daarvan is. Hij probeert het masker van de zonde af te trekken. Zolang de arme mens zonder nadenken leeft, heeft de zonde een strelende en betoverende kracht op de ziel, de zondige daden brengen hem enige verkwikking. De hoogmoedige verheugt zich in zijn uiterlijk vertoon, de dartele in zijn lichtvaardige makkers, een dronkaard in de wijn, de wereldse mens in zijn schatten, de trotse in zijn ambten en bekwaamheden. leder van hen is daar gelukkig mee.
Dan begint zo’n mens te beseffen dat dit alles maar tijdelijk is, dat het voorbijgaat en ook nog de nodige smarten met zich meebrengt. Ja, dat de zonde, hoewel ze veel aanhangers heeft, in feite niets anders is dan een zich met dikke, opgeheven schilden verzetten tegen de Almachtige. Hij beseft dat de zonde hem onder Gods toom en vloek brengt en dat de zonde hem, als hij in die zondige weg voortgaat, onvermijdelijk in de hel, in de eeuwige verdoemenis zal brengen. Daar zal als loon voor die kortstondige ijdelheid niets anders zijn dan wening der ogen en knersing der tanden, omdat God hem vanwege al zijn zonden in het gericht zal brengen. (Pred. 11:9)

b. Aan de andere zijde ziet de mens de deugd, de weg van godzaligheid, zoals die genoegen en blijdschap brengt in de ziel, hoewel er geen beloning voor was. Hij ziet met David dat in het houden van die grote loon is en hij aanschouwt het leven, dat God in Zijn zalige nabijheid wil geven aan al degenen die Hem in waarheid en zonder geveinsdheid hebben gezocht.
Als men tot een keuze wil komen, dan moet het één tegenover het ander worden gesteld en nauwkeurig worden overwogen, opdat men niet iets zal kiezen waarover men eeuwig berouw zal hebben. Zonde stelt de ziel tegen deugd en leven tegen dood, welke zaken de raderen zijn van doen en laten. Vrees schrikt af en liefde doet omhelzen. Vrees en hoop zijn de twee voornaamste dingen, waarop iedere godvruchtige leraar voortdurend de aandacht moet vestigen.
Het kiezen houdt in dat de mens na grondig overwegen besluit voor het ene en tegelijkertijd het andere verwerpt. De ziel kiest nu Christus en de weg der godzaligheid boven alles wat in de wereld is. Ja, de ziel komt tot het besluit voortaan al haar vorige wegen te verlaten en haar heil en leven te allen tijde in God te zoeken. Ze zal zich nu afvragen: ‘Ziel, waar helt uw genegenheid het meest naar toe, naar zonde en werelds vermaak of naar Jezus en het leven bij God?’ Dan zal ze uitroepen: ‘Naar Jezus en Hem alleen, al het andere is maar schade en drek.’ Dan gaat de ziel met Mozes zelfs de smaadheden van Christus grotere rijkdom achten dan alle schatten van Egypte. (Hebr. 11: 26)

Oprecht kiezen
Wie oprecht kiest, berust in zijn keuze. Zijn ziel hunkert niet meer naar de vleespotten van Egypte. De ogen die eenmaal hebben gezien, zullen niet omkijken. Ze krijgt nooit berouw, maar heeft een standvastig voornemen altijd bij de Heere te blijven. Dood noch leven kan het hart daarvan aftrekken.
Tenslotte is er sprake van een innig verblijden over de gemaakte keuze en dank aan God voor Zijn bekwaammakende genade om die keuze te doen. Zo verblijdde heel Israël zich over de eed.

We hopen dat God de onherboren zondaars, die de keuze nog niet hebben gedaan, genade wil geven om te kiezen voor het ware leven, opdat zij leven mogen in der eeuwigheid! Het is ook onze wens dat de kinderen van de Heere hun keuze mogen vernieuwen en zich in God over hun keuze mogen blijven verblijden.

Ds. Alexander Comrie (1706 – 1774) was predikant te Woubrugge. Oorspronkelijk geboren in Schotland kwam hij in Nederland voor studie en werd hier vervolgens predikant.

In Jozua 24:15 staat: ‘Kiest u heden, wie gij dienen zult,’ enz. In Ps. 119:30 lezen we: ‘Ik heb verkoren de weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.’ Vergelijk ook vers 173: ‘Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.’ In Jes. 56:4 wordt over de gesnedenen gesproken, die datgene verkoren waarin God lust heeft.

(…) Wat het kiezen betreft: hoewel de mens dood is in zonden en misdaden, handelt God niet met hem alsof hij een blok is, maar Hij behandelt hem als een redelijk schepsel door hem de keus te geven met betrekking tot de zaken die betrekking hebben op zijn eeuwige zaligheid en door hem door zijn onweerstaanbare genade bekwaam te maken om de juiste keus te doen. Zie Deut.30:19: ‘Ik neem heden tegen u lieden tot getuige de hemel en de aarde; het leven en de dood heb Ik u voorgesteld, de zegen en de vloek! Kiest dan het leven, opdat gij leeft en uw zaad.’ Zie ook Ps. 110:2,3: ‘De Heere zal de scepter uwer sterkte uit Sion zenden, zeggende: Heers in het midden uwer vijanden; Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht.’ Dit betekent dat dit kiezen van de ziel door Gods voorkomende genade zal bestaan: In een rustig neerzitten, zich in stille eenzaamheid afzonderend van alles wat in de wereld is en zich stellend onder het alziend oog van God om twee grote zaken te overwegen.

a. De mens overweegt in zijn ziel, wat de zonde is en wat de bezoldiging (loon) daarvan is. Hij probeert het masker van de zonde af te trekken. Zolang de arme mens zonder nadenken leeft, heeft de zonde een strelende en betoverende kracht op de ziel, de zondige daden brengen hem enige verkwikking. De hoogmoedige verheugt zich in zijn uiterlijk vertoon, de dartele in zijn lichtvaardige makkers, een dronkaard in de wijn, de wereldse mens in zijn schatten, de trotse in zijn ambten en bekwaamheden. leder van hen is daar gelukkig mee.
Dan begint zo’n mens te beseffen dat dit alles maar tijdelijk is, dat het voorbijgaat en ook nog de nodige smarten met zich meebrengt. Ja, dat de zonde, hoewel ze veel aanhangers heeft, in feite niets anders is dan een zich met dikke, opgeheven schilden verzetten tegen de Almachtige. Hij beseft dat de zonde hem onder Gods toom en vloek brengt en dat de zonde hem, als hij in die zondige weg voortgaat, onvermijdelijk in de hel, in de eeuwige verdoemenis zal brengen. Daar zal als loon voor die kortstondige ijdelheid niets anders zijn dan wening der ogen en knersing der tanden, omdat God hem vanwege al zijn zonden in het gericht zal brengen. (Pred. 11:9)

b. Aan de andere zijde ziet de mens de deugd, de weg van godzaligheid, zoals die genoegen en blijdschap brengt in de ziel, hoewel er geen beloning voor was. Hij ziet met David dat in het houden van die grote loon is en hij aanschouwt het leven, dat God in Zijn zalige nabijheid wil geven aan al degenen die Hem in waarheid en zonder geveinsdheid hebben gezocht.
Als men tot een keuze wil komen, dan moet het één tegenover het ander worden gesteld en nauwkeurig worden overwogen, opdat men niet iets zal kiezen waarover men eeuwig berouw zal hebben. Zonde stelt de ziel tegen deugd en leven tegen dood, welke zaken de raderen zijn van doen en laten. Vrees schrikt af en liefde doet omhelzen. Vrees en hoop zijn de twee voornaamste dingen, waarop iedere godvruchtige leraar voortdurend de aandacht moet vestigen.
Het kiezen houdt in dat de mens na grondig overwegen besluit voor het ene en tegelijkertijd het andere verwerpt. De ziel kiest nu Christus en de weg der godzaligheid boven alles wat in de wereld is. Ja, de ziel komt tot het besluit voortaan al haar vorige wegen te verlaten en haar heil en leven te allen tijde in God te zoeken. Ze zal zich nu afvragen: ‘Ziel, waar helt uw genegenheid het meest naar toe, naar zonde en werelds vermaak of naar Jezus en het leven bij God?’ Dan zal ze uitroepen: ‘Naar Jezus en Hem alleen, al het andere is maar schade en drek.’ Dan gaat de ziel met Mozes zelfs de smaadheden van Christus grotere rijkdom achten dan alle schatten van Egypte. (Hebr. 11: 26)

Oprecht kiezen
Wie oprecht kiest, berust in zijn keuze. Zijn ziel hunkert niet meer naar de vleespotten van Egypte. De ogen die eenmaal hebben gezien, zullen niet omkijken. Ze krijgt nooit berouw, maar heeft een standvastig voornemen altijd bij de Heere te blijven. Dood noch leven kan het hart daarvan aftrekken.
Tenslotte is er sprake van een innig verblijden over de gemaakte keuze en dank aan God voor Zijn bekwaammakende genade om die keuze te doen. Zo verblijdde heel Israël zich over de eed.

We hopen dat God de onherboren zondaars, die de keuze nog niet hebben gedaan, genade wil geven om te kiezen voor het ware leven, opdat zij leven mogen in der eeuwigheid! Het is ook onze wens dat de kinderen van de Heere hun keuze mogen vernieuwen en zich in God over hun keuze mogen blijven verblijden.

Ds. Alexander Comrie (1706 – 1774) was predikant te Woubrugge. Oorspronkelijk geboren in Schotland kwam hij in Nederland voor studie en werd hier vervolgens predikant.

Inloggen voor leden

Nog geen account? (alleen voor gemeenteleden)